Ouderbetrokkenheid
Wat is er aan de hand?
Ouderbetrokkenheid is een term die elke docent, schoolleider, bestuurder, intern begeleider, en ouder bekend voorkomt. Op school komen niet alleen leerkrachten en leerlingen met elkaar in aanraking, maar spelen ouders ook een belangrijk rol. De opvoeding, het overbrengen van normen en waarden en bijdragen aan de ontwikkeling van leerlingen is een samenspel tussen school en thuis: de twee plekken waar kinderen de meeste tijd doorbrengen. De serie Klassen volgt niet voor niets zowel kinderen als hun ouders.
In Klassen zie je hoe belangrijk ouders zijn. Ook in de Meetups die georganiseerd werden naar aanleiding van de serie en gericht waren op onderwijskrachten, kwamen ouders veelvuldig aan bod. Bijna elke docent heeft wel een verhaal over ouders en kansenongelijkheid. Voorbeelden van ouders die hun kinderen van bijles naar bijles sturen, zoals Tama’s moeder. Ouders die door hoge ouderbijdragen aan de school sturend zijn in wat kinderen leren, zoals op basisschool de Weidevogel. Maar ook ouders die uit beeld zijn, zoals de moeder van Anyssa. En ouders die, ondanks dat ze Nederlands niet als eerste taal spreken en het Nederlandse schoolsysteem niet goed begrijpen, vol vertrouwen en met hoge verwachtingen hun kinderen stimuleren om het beste uit zichzelf te halen. Denk hierbij aan de moeder van Yunuscan, die in de serie aangeeft dat als ze Nederlands had gesproken, ze wel honderd vragen had gesteld op de open dag van de nieuwe middelbare school van haar zoon.
Ouders en verzorgers zijn onmisbaar voor het zelfvertrouwen, de motivatie en voor de goede schoolprestaties van kinderen (Desforges & Abouchaar 2003). De mate waarin ouders hun kind thuis steunen blijkt zelfs belangrijker voor schoolprestaties dan sociaaleconomische status en opleidingsniveau (Bakker et al., 2013). Het is dan ook niet gek dat ouderbetrokkenheid een thema is dat al jarenlang op de agenda staat op scholen, bij wetenschapsinstituten en bij het
(Prins et al., 2013).
Aan besef dat het een goede samenwerking tussen ouders en school belangrijk is, ontbreekt het dus niet. Toch lukt dit niet bij elke ouder even goed. Sommige ouders zijn moeilijk te bereiken, andere ouders zitten juist te dicht op de schoolprestaties van hun kinderen. In dit hoofdstuk gaan we in op wat ouderbetrokkenheid is en waar je als leerkracht allemaal tegenaan kunt lopen. Want waarom is het vinden van de juiste mate en vorm van ouderbetrokkenheid op school lastig, ondanks dat er zoveel aandacht aan wordt besteed? Waarom lukt het vaak niet om goed contact te onderhouden? Wat kun je doen om deze betrokkenheid te vergroten? En te zorgen dat elke ouder zich gewaardeerd en gezien voelt op school zonder dat de invloed van bepaalde ouders overheerst?
Verschillen in betrokkenheid
Allereerst meer over de verschillen in betrokkenheid bij ouders die wij onderscheiden en die - ieder op hun eigen manier - kansenongelijkheid in de hand kunnen werken. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille.
Ouderbetrokkenheid is de gangbare term als het om de samenwerking tussen thuis en school gaat, maar bij sommige kinderen zou het misschien beter zijn om te spreken van gezinsbetrokkenheid. Niet ieder kind wordt opgevoed door zijn of haar ouders, soms vervult een zus, oom of oma de ouderrol. Denk bijvoorbeeld aan Gianny. Gianny’s moeder speelt een rol in zijn leven en gaat mee naar gesprekken op school, maar zijn broer en zus spelen in zijn dagelijks leven een grotere rol. Zijn zus waar staat hem bij waar ze kan, zijn broer spoort hem aan om hoog te mikken. Soms spelen andere familieleden, of zelfs goede vrienden, een belangrijkere rol dan ouders in het leven van kinderen. Hoe zie je dit terug in bij je eigen leerlingen? En zitten er ook nadelen aan het eventueel betrekken van andere familieleden?
Enerzijds zijn er ouders en verzorgers die moeilijk te bereiken zijn, of lijken te zijn. Bijvoorbeeld omdat zij niet weten hoe ze hun kind kunnen ondersteunen, ze zelf weinig scholing genoten hebben, ze het Nederlandse schoolsysteem niet begrijpen, de taal niet spreken, zich niet welkom voelen op school of afstand voelen tot het schoolsysteem. In sommige gevallen vinden ouders misschien het schoolniveau van hun kind niet zo belangrijk, omdat schoolniveau voor de toekomst die zij voor hun kind voor ogen hebben minder relevant is. Of, zo simpel kan het ook zijn, omdat het gymnasium verder weg van huis is dan het vmbo.
Aan de andere kant van de medaille zien we een ander verschijnsel: ouders die beïnvloed worden door de toenemende prestatiedruk binnen de maatschappij waardoor zij sterk gefocust zijn op de schoolprestaties van kinderen. Er zijn ouders die als helikopters boven het leven van hun kind cirkelen, daarom ook wel ‘
’ genoemd. Deze ouders willen op alle mogelijke aspecten van het leven van hun kind invloed uitoefenen.
Al deze ouders, hoe verschillend ze ook zijn, handelen met de beste intenties: ze willen dat hun kind goed terechtkomt. Van de school wordt verwacht dat er op een respectvolle doch handige wijze met ouders wordt omgegaan.
Omdat deze twee soorten ouders andere dynamieken met zich mee brengen, hebben we dit hoofdstuk opgedeeld in twee delen: de moeilijk te bereiken ouder en de helikopterouder.
Dimensies van ouderbetrokkenheid
Naast allerlei verschillende soorten ouders bestaan er verschillende dimensies van ouderbetrokkenheid.
Elk van deze dimensies, geïntroduceerd door Mariëtte Lusse (2014), is in meerdere of mindere mate van invloed op de schoolprestaties van kinderen.
Thuisbetrokkenheid
De eerste dimensie is thuisbetrokkenheid. De kern van thuisbetrokkenheid is interactie tussen ouder en kind. Het gaat om de pedagogische leer- en loopbaanondersteuning die ouders aan hun kinderen bieden. Thuisbetrokkenheid bestaat weer uit twee dimensies. De eerste dimensie is praktisch en gaat over over de activiteiten die ouders thuis met hun kinderen ondernemen, zoals praten en spelen met het kind, begeleiding bij het leren, educatieve spelletjes, verhalen voorlezen en zingen. De tweede dimensie gaat over de mate waarin ouders hun kinderen thuis ondersteunen bij het leren en welke verwachtingen ze van hun hebben. Vinden ouders school bijvoorbeeld belangrijk of zijn ze minder geïnteresseerd? En wat verwachten ouders van hun eigen kind op schoolgebied?
Iedere ouder kan in principe thuis betrokken zijn. Thuisbetrokkenheid gaat namelijk niet alleen maar om het helpen met het maken van huiswerk of een werkstuk, maar ook om onderliggende psychologische processen van betrokkenheid, zoals het aanmoedigen en bemoedigen van kinderen. Het creëren van een rustige werkplek, het brengen van een lekker kopje thee, of simpelweg duidelijk maken dat school belangrijk is en dat je daar als ouder ruimte voor wilt maken vallen hier net zo goed onder (Desforges & Abouchaar, 2003). Zoals Peter de Vries (2021) , expert op het gebied van ouderbetrokkenheid, het formuleert: "Stel dat je kind een presentatie Spaans met je wilt oefenen, en je zelf geen Spaans spreekt, dan nog kun je een supporter van je kind zijn: je kan uitspreken hoe trots je bent dat je kind de presentatie heeft voorbereid.” Thuisbetrokkenheid is dus niet alleen weggelegd voor ouders met een wetenschappelijke opleiding.
Dat thuisbetrokkenheid een positieve invloed kan hebben op de schoolse ontwikkeling van kinderen, is door veel recente internationale en nationale onderzoeken bewezen (Boonk et al., 2018). Van alle 'soorten' ouderbetrokkenheid is thuisbetrokkenheid zelfs het meest effectief. Kortom, de meest doeltreffende vorm van ouderbetrokkenheid vindt thuis plaats, en niet op school (Van der Vegt, 2017). Het is wel belangrijk om dit enigszins te nuanceren; niet elke vorm van thuisbetrokkenheid werkt positief. Als de thuisbetrokkenheid vooral dient als een vorm van controle, voortkomend uit lage verwachtingen, dan ervaren kinderen en docenten dit terecht als iets negatiefs (Prins et al., 2013).
Samenwerking school-ouders
De tweede dimensie van ouderbetrokkenheid is de samenwerking tussen school en ouders en de manier waarop er gecommuniceerd wordt. Deze communicatie kan gaan over de voortgang van het kind op school, maar ook over wat er op school gebeurt of staat te gebeuren. In Klassen zie je bijvoorbeeld het gesprek tussen meester Thijs en Gianny’s moeder toen Gianny was opgepakt, de adviesgesprekken van Juf Jolanda en Astrid, de voorlichting voor ‘de grote oversteek’ naar de middelbare school: ze behoren allemaal tot deze vorm van ouderbetrokkenheid. Deze vorm is van belang voor de kansen van kinderen omdat ouders door contact met de school inzicht krijgen in hoe het gaat met hun kind en welke ondersteuning ze thuis aan hun kind kunnen bieden. Deze vorm van ouderbetrokkenheid kan, indirect, de thuisbetrokkenheid vergroten (Domina, 2005).
Ouderparticipatie
Een derde dimensie is ouderparticipatie, waarbij ouders op formele en informele wijze 'hand- en spandiensten' leveren aan de school of participeren in de ouder- of medezeggenschapsraad (Lusse, 2019). Hierbij kan je denken aan het mede-organiseren van het jaarlijkse kerstfeest of het zijn van voorleesouder. In de serie zien we de ouders van de Weidevogel die meehelpen met het organiseren van een uitgebreid kerstdiner en de eindmusical mede mogelijk maken. Van ouderparticipatie is niet wetenschappelijk bewezen dat het bijdraagt aan het schoolsucces van kinderen, maar het feit dat ouders op school participeren kan wel bijdragen aan een prettige samenwerking tussen ouders en school (Domina, 2005).
Hoewel er geen wetenschappelijk bewijs is voor de invloed van ouderparticipatie op de prestaties van leerlingen, is er wel een indirecte manier te bedenken waarop ouderparticipatie de kansen van kinderen zou kunnen beïnvloeden, namelijk via de verwachtingen van docenten. Mogelijkerwijs leidt het participeren van ouders op school tot een betere band tussen docent en ouder en zo, indirect, tot hogere verwachtingen van de kinderen van ouders. Of is er juist een omgekeerd effect, en vinden docenten té betrokken ouders vervelend? Hoe kijk jij naar zeer actief participerende ouders? Hoe zou ouderparticipatie in de praktijk nog meer invloed kunnen hebben op de kansen van kinderen?
Primair onderwijs vs. voortgezet onderwijs
Misschien een schot voor open doel, maar ouderbetrokkenheid neemt andere vormen aan op het primair onderwijs dan op het voortgezet onderwijs.
Leerlingen zelf verantwoordelijkheid laten nemen en zelf te leren leren zijn belangrijke doelen van het voorgezet onderwijs. Naarmate kinderen zelfstandiger worden en zelf meer verantwoordelijkheden krijgen, zullen ouders op een andere manier betrokken raken bij de schoolloopbaan van hun kind. Als ouders er in deze fase te dicht op zitten en te controlerend zijn, komt dat de prestaties van leerlingen niet ten goede (Lindt, 2019). Jongere kinderen hebben meer behoefte aan hulp, oudere kinderen hebben vooral vertrouwen nodig. Voor sommige dimensies van ouderbetrokkenheid is een afname gedurende de schoolloopbaan vanuit ontwikkelingsperspectief dus gewenst (Bakker et al., 2013).
Toch blijft ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs belangrijk. Op de middelbare school kan een hoge ouderbetrokkenheid, en dan vooral thuisbetrokkenheid vanuit hoge verwachtingen, nog steeds positieve effecten hebben op de academische en emotionele ontwikkeling van kinderen (Wang et al., 2014). Docenten op het middelbare scholen hebben net zo goed kennis over het vormgeven van ouderbetrokkenheid nodig. Ook is het extra van belang dat leerlingen in het voortgezet onderwijs een rol krijgen in het contact tussen school en ouders (Lusse, 2019). Naarmate leerlingen ouder worden, verandert deze rol mee.
Dit hoofdstuk over ouderbetrokkenheid is dus relevant voor zowel onderwijskrachten in het PO als het VO. De oplossingen die worden aangedragen zijn soms wel specifiek gericht op één van de twee.
___
Omdat we binnen het thema ouderbetrokkenheid twee 'soorten' ouders onderscheiden hebben we dit thema opgedeeld in twee hoofdstukken.
De moeilijk te bereiken ouder
Wat is er aan de hand?
Uit internationaal onderzoek blijkt dat de ouderbetrokkenheid bij leerlingen uit minder kansrijke omgevingen lager is (Castro et al., 2015), terwijl juist deze leerlingen gebaat zijn bij een hoge mate van ouderbetrokkenheid (Domina, 2005). Een lagere ouderbetrokkenheid is het grootste deel van de tijd niet het gevolg van onwil aan de kant van de ouders, maar eerder van onmacht en onzekerheid. Sommige ouders weten niet hoe ze betrokken kunnen zijn bij de schoolloopbaan van hun kind of geloven niet dat ze in staat zijn een belangrijke rol te vervullen. Of ze hebben vanwege de omstandigheden waarin ze leven geen ruimte of tijd om zich hier mee bezig te houden. Neem bijvoorbeeld een alleenstaande ouder, of een ouder in armoede die drie baantjes heeft om rond te komen. Niet gek dat je in die specifieke situatie geen tijd hebt om je bezig te houden met de schoolloopbaan van je kind.
Schoolleiders en docenten zijn zich soms niet voldoende bewust van de onmacht die ouders ervaren. Dit kan leiden tot een verkeerde inschatting over de mate waarin ouders betrokken willen of kunnen worden bij de schoolloopbaan van hun kind. Docenten nemen aan dat bepaalde ouders niet betrokken willen worden en ouders hebben het gevoel dat ze geen rol van betekenis kunnen spelen in het schoolleven van hun kind (Stoep, 2018). Zonde, want schoolleider, leerkracht, leerling én ouder profiteren van een prettige en gelijkwaardige samenwerking.
Het goede nieuws is dat het overgrote deel van de Nederlandse ouders en verzorgers aangeeft de opleiding van hun kind belangrijk te vinden (Sluiter & Driessen, 2006). Tijd dus om te kijken naar hoe alle ouders, ongeacht afkomst en achtergrond, op hun eigen manier en in hun eigen taal kunnen bijdragen (Lusse, 2019).
Redenen voor ouders om minder betrokken te zijn of lijken te zijn
Er zijn talloze redenen voor ouders om minder betrokken te zijn, óf lijken te zijn, vanuit het oogpunt van de onderwijskracht.
Weinig vertrouwen in eigen kunnen
Een deel van het probleem ligt in de verwachtingen die ouders en verzorgers van zichzelf hebben en in hoeverre ze denken te kunnen helpen. Ouders die Nederlands niet als eerste taal spreken, zelf niet in Nederland op school hebben gezeten, het systeem niet begrijpen of zelf weinig onderwijs hebben genoten, hebben over het algemeen minder vertrouwen in eigen kwaliteiten wat betreft de leerondersteuning van hun kind (Willemsen & Illiás, 2009). Ze geloven simpelweg niet dat ze hun kind met schoolwerk kunnen helpen en zijn zich zich vaak zeer bewust van de ondersteuning die ze niet kunnen bieden. Helpen met taal is een heikel punt als ouders zelf laaggeletterd zijn, hetzelfde geldt voor rekenen of wiskunde als de ouders dit zelf nooit goed geleerd hebben. Een gebrek aan vertrouwen in eigen kunnen kan ervoor zorgen dat ouders niet eens proberen om hun kind te ondersteunen. Dit is zonde, want er zijn ook voor deze ouders talloze manieren om bij te dragen.
Uiteenlopende verwachtingen
Bij ouders met verschillende achtergronden kunnen uiteenlopende verwachtingen bestaan over wat gepast gedrag is om als ouder te vertonen ten opzichte van school. Middenklasse-ouders hebben vaker het gevoel dat ze duidelijk moeten laten zien dat ze betrokken zijn. Dat doen ze bijvoorbeeld door naar ouderavonden te gaan en hun kind, al voordat het naar school gaat, bekend te maken met rekenen en lezen. Deze ouders nemen actief deel aan het leerproces van hun kind omdat ze denken dat het zo hoort (Amit, 2007). Andere ouders zien onderwijzen juist als de verantwoordelijkheid van de leerkracht. Net zoals het bewaren van veiligheid de taak van de politie en opvoeding de taak van de ouders. Juist omdat ouders onderwijs als taak van de schoolleider of docent zien, net zomin als ze het zouden waarderen als de docent hun opvoedkundige expertise in twijfel trekt. Deze ouders hebben andere verwachtingen over wat er op school van hen verwacht wordt. Ze geven niet de signalen van betrokkenheid af die de docent verwacht, terwijl ze zich in sommige gevallen juist uit respect afzijdig houden en minder pro-actief opstellen.
Geen ruimte of tijd
Hoewel het grootste deel van de ouders betrokken wil zijn bij de schoolloopbaan van hun kind, zijn er ook ouders die hier de ruimte of tijd simpelweg niet voor hebben. Dit is ook iets dat steeds terugkwam bij de Meetups en de Scholendagen die we organiseerden rondom Klassen. Je hebt dit zelf vast ook wel eens gemerkt; niet iedere ouder is te betrekken of te bereiken. Er zijn nou eenmaal ouders die door geldzorgen, langdurige armoede, fysieke of mentale ziekte, mantelzorgen of velen uren moeten werken in een, twee of zelfs drie banen, niet in staat zijn om hun kind voldoende te ondersteunen op het gebied van school. Hierdoor kan een kind het gevoel hebben er alleen voor te staan (Jensen, 2009).
Wat is de rol van het onderwijs hierin?
Het idee dat ouders met een lagere sociaaleconomische status hun kinderen niet kunnen of willen bijstaan, zorgt voor gemiste kansen. De groep ouders met een lagere sociaaleconomische status is divers en ook hier verschilt de mate van betrokkenheid sterk per ouder. Er is niet altijd sprake van een lage thuisbetrokkenheid bij kinderen uit kansarme milieus en met beperkte middelen kan er een fijne leeromgeving gecreëerd worden. Daarbij is thuisbetrokkenheid meer dan alleen ondersteunen met schoolwerk. Ook verwachtingen en interesse spelen hierbij een grote rol. Er is vaak ruimte om moeilijk te bereiken ouders te betrekken, maar deze wordt niet altijd volledig benut.
Grote kloof tussen ouder en docent
Wanneer een schoolleider en docent andere achtergrondkenmerken heeft dan de ouders van de leerlingen die ze proberen te bereiken, kan er een kloof tussen de leefwerelden bestaan. Over het algemeen behoren docenten in Nederland tot de midden- of hogere klasse, terwijl ze kinderen van alle achtergronden in de klas hebben. Het kan dan ook voorkomen dat de relatie tussen ouders en school niet gelijkwaardig of wederkerig is. Dat komt bijvoorbeeld doordat ouders die zelf minder lang naar school zijn geweest opkijken tegen de leraar en daardoor minder snel weerwoord bieden. Ze nemen dat wat de docent zegt al snel voor waar aan. “School zal het wel bij het juiste eind hebben”, is bij deze groep ouders sneller de gedachte. Daarnaast kan het ook voorkomen dat ouders school niet zo belangrijk vinden, omdat ze zelf bijvoorbeeld weinig baat hebben gehad bij school of omdat de toekomst van hun kind in hun ogen al vastligt en school hiervoor minder relevant is. Hierdoor kan het respect voor school en het schoolteam minder groot zijn dan je wellicht zou verwachten.
Bij veel ouders uit de midden- of bovenklasse van de samenleving ligt dit anders, omdat hun manier van communiceren vaak beter aansluit bij de gewoonten en gebruiken op de school van hun kind. Sterker nog: bij ouders uit de midden- en bovenklasse zal het eerder voorkomen dat de ouder in kwestie zichzelf slimmer dan de schoolleider en docent acht en denkt het beter te weten. In de band tussen ouder en leerkracht is dan ook een milieuonderscheid te maken en hier delven ouders uit een lager sociaaleconomisch milieu vaak het onderspit (Lusse, 2019).
Negatieve wederzijdse beeldvorming
De verschillende redenen voor ouders om niet betrokken te zijn of lijken te zijn kunnen bijdragen aan het beeld van een afwezige ouder of een ouder die niet geïnteresseerd is in de ontwikkeling van zijn of haar kind. De (potentiële) betrokkenheid van ouders met een lagere sociaaleconomische status of met een niet-westerse migratieachtergrond wordt dan ook vaak onderschat door schoolleiders en docenten (Stoep, 2008). Dit wordt mede veroorzaakt doordat docenten de betrokkenheid van ouders aflezen uit hun aanwezigheid op school of baseren op de signalen die ze afgeven, terwijl juist voor deze ouders de drempel van school gevoelsmatig hoog is. Als dit meteen wordt opgevat als desinteresse, kan bij docenten de wil om in de relatie met ouders te investeren rap afnemen. Dit gevoel wordt alleen maar sterker als er vanuit het schoolteam wel pogingen zijn gedaan om de ouder te bereiken, maar hij of zij niet thuis geeft. Als jij als schoolleider samen met je team ontzettend je best doen, maar het niets oplevert, dan kan dat frustrerend zijn. Voor het team is het waarschijnlijk erg verwarrend dat een ouder geen of weinig signalen van ouderbetrokkenheid afgeeft. Waarom zou een ouder niet betrokken willen zijn bij de schoolloopbaan van zijn of haar kind? En hoe kan het nou dat bepaalde groepen ouders zo ongeïnteresseerd overkomen? Als hier vervolgens een negatieve houding tegenover de ouders in kwestie uit voortkomt, kan dit een tegenreactie bij de ouders oproepen. Doordat de ouders weinig waardering en ondersteuning ervaren vanuit school, zetten ze zich af tegen school en wordt school steeds meer gezien als veroorzaker van mogelijke problemen die spelen bij het kind (Bakker et al., 2019).
Als schoolleider zul je soms te maken krijgen met docenten die niet meer weten wat ze moeten doen om ouders te bereiken. Zeker als de emoties bij de docent in kwestie hoog oplopen, is het logisch dat jij als schoolleider je meegaand wilt opstellen. Je wilt laten zien dat je het begrijpt en de docent laten voelen dat jullie aan dezelfde kant staan. Toch is het belangrijk om ook in dit soort situaties reflectief te blijven op de rol van de school en de docent. Waar ligt het aan dat de pogingen om de ouders te bereiken niet werken? Is er sprake van onmacht of onwil aan de kant van de ouders? Zou er een andere docent zijn die hier misschien mee kan helpen? En wat kunnen jullie als school doen om ervoor te zorgen dat er geen negatieve wederzijdse beeldvorming ontstaat tussen school en ouder? Dit zijn vragen die belangrijk zijn om te blijven stellen, ook als de docent in kwestie moedeloos lijkt over het verbeteren van het contact.
Het resultaat? Een aanhoudende lage ouderbetrokkenheid ten nadele van de leerling in kwestie. In extreme gevallen kan deze wederzijdse negatieve beeldvorming zelfs leiden tot een situatie waarin ouder en school lijnrecht tegenover elkaar komen te staan, omdat zowel de school als de ouders niet inzien hoe ze samen het leerproces van het kind zouden kunnen ondersteunen.
Gebrek aan kennis over elkaar
Zowel negatieve wederzijdse beeldvorming als de kloof tussen ouder en docent kunnen voort komen uit een gebrek aan kennis over elkaar. Dat je als schoolleider of docent niet over alle ouders evenveel kennis hebt, is niet gek. De scholen zijn divers en de klassen groot. Het is voor het team al ingewikkeld genoeg om alle kinderen uit hun klassen écht te leren kennen, laat staan hun ouders. Uit onderzoek blijkt dat er op scholen nu vaak onvoldoende kennis is over de verschillende soorten ouders die een school rijk is. Dit gebrek aan kennis zorgt voor gemiste kansen op een samenwerking tussen en ouder en docent. Als je simpelweg niet weet hoe je elkaar moet benaderen, dan wordt het lastig om samen zorg te dragen voor de leerling (De Jong et al., 2017).
Daarnaast heb je als schoolleider niet alleen te maken met een diverse groep aan docenten en leerlingen op school, maar ook met een divers onderwijsteam. Binnen het team zitten docenten met allerlei verschillende socio-economische en culturele achtergronden. Om het team optimaal te kunnen bijstaan in het vergroten van de ouderbetrokkenheid, is het belangrijk dat jij voldoende kennis bezit over je eigen schoolteam. Een gebrek aan kennis kan op schoolteamniveau net zo goed een prettige samenwerking in de weg staan. Het belang van genoeg kennis over elkaar speelt dus op meerdere niveaus: van docent tot ouder, van docent tot leerling én van schoolleider tot docent.
Meer verdieping?
- Mariëtte Lusse - School en thuis. Succesfactoren voor het verbinden van leefwerelden. (boek)
- Joep Bakker, Eddie Denessen, Marjolijn Dennissen en Helma Oolbekkink - Leraren en ouderbetrokkenheid. Een reviewstudie naar de effectiviteit van ouderbetrokkenheid en de rol die leraren daarbij kunnen vervullen (rapport)
Wat kan het onderwijs doen?
Het is dus belangrijk om juist te investeren in het contact met ouders die moeilijk te bereiken lijken. Maar hoe begeleid je dit als schoolleider? Het begint allemaal met hebben van voldoende kennis over jezelf en de ouders waarmee je contact hebt. Daarna volgt het hoog leggen van de lat: wat als je uitgaat van wat er zou kunnen zijn in plaats van wat er niet is? Vervolgens is het cruciaal om als schoolleider ruimte te maken voor het investeren in intensiever contact met juist die ouders die jullie moeilijk kunnen bereiken. Ten slotte kun je als schoolleider kijken naar hoe je de thuisbetrokkenheid van bepaalde groepen ouders zou kunnen vergroten.
Bewustzijn van eigen positie
Het begint allemaal met kijken naar jezelf. Door wat voor bril kijk jij naar de wereld? Van welke klasse ben jij onderdeel? Wat voor kleur of sekse heb je? Van welke groepen voel jij je onderdeel? Welke identiteiten heb je? En hoe beïnvloeden deze factoren jouw kijk op de wereld?
Nadenken over hoe je afkomst, in de breedste zin van het woord, de samenwerking met ouders in de weg kan staan of juist kan bevorderen, is essentieel voor het betrekken van ouders bij het onderwijs. Het is belangrijk om je te realiseren dat jouw maatschappelijke positie de blik van ouders kan beïnvloeden en dat jouw beeld van hen tegelijkertijd beïnvloed wordt door je eigen achtergrond. Misschien kijken zij tegen jou op en jij op hen neer, of juist andersom. Je hiervan bewust zijn en ouders hierover, op een subtiele manier, over bevragen, kan bijdragen aan jullie relatie en wederzijds begrip.
Daarnaast is het besef dat je als schoolleider wel degelijk de regie kunt nemen over het beleid rondom ouderbetrokkenheid cruciaal. Nee, je kunt niet elke interactie tussen ouder en docent controleren, dat zou zelfs heel onwenselijk zijn, maar je kunt er wel voor zorgen dat je door goed leiderschap bijdraagt aan een constructieve samenwerking tussen ouder en docent. In het boek “Schoolleider aan zet in ouderbetrokkenheid” wordt dieper ingegaan op hoe persoonlijk schoolleiderschap kan bijdragen aan ouderbetrokkenheid en welke competenties hier specifiek voor nodig zijn. Mocht je geïnteresseerd zijn, kan het lezen van dit boek een goede eerste, tweede of derde stap zijn.
Aan de slag?
Schoolleider aan zet in ouderbetrokkenheid - Hariette Marseille (boek)
Kennis over je team opdoen
Om als school ouders op een prettige manier te kunnen betrekken, moet je als schoolleider eerst weten wat je zelf in huis hebt. Geen docent is hetzelfde en dat heeft weerslag op zijn of haar houding tegenover ouders. De diverse sociaaleconomische en culturele milieus waarin docenten uit je team zijn opgegroeid leiden tot een verscheidenheid aan middelen, normen, waarden en vaardigheden die ze tot hun beschikking hebben om met verschillende ouders om te gaan en zo leerlingen te ondersteunen bij hun schoolsucces. Hier op een positieve manier mee omgaan, vereist kennis van het team.
Kennis over ouders opdoen
Daarnaast is het cruciaal dat jij als schoolleider samen met de de rest van het team aandacht besteedt aan de verschillende culturele, sociale en etnische achtergronden, de gesproken talen en de economische omstandigheden van de ouders van leerlingen op school. Dit kan veel interessante informatie opleveren. Als je beter weet wat er bij ouders speelt en waar ze, letterlijk en figuurlijk, vandaan komen, dan kun je waarschijnlijk meer geduld en begrip voor hen opbrengen. Door kennis op te doen en begrip te kweken voor de verschillende omstandigheden waarin ouders en kinderen leven, voorkom je als schoolleider dat er een vicieuze negatieve cirkel ontstaat waar er sprake is van steeds minder of steeds negatiever contact tussen ouder en school. In plaats daarvan kun je toewerken naar een situatie waarin er voortdurend benadrukt wordt door het team dat elke ouder op zijn of haar eigen manier kan bijdragen.
Ten grondslag aan hoe teamleden naar ouders kijken, liggen eerdere ervaringen met ouders en (onbewuste) vooroordelen. In het hoofdstuk Verwachtingen gaan we hier dieper op in. Daar bieden we ook handvatten voor bewustwording over vooroordelen en hoe ze meespelen in je kijk op en het handelen naar andere mensen.
Met de aanhoudende hoge werkdruk in het onderwijs kan kennis over ouders opdoen als een onnodige stapel huiswerk voelen. Toch kan het lonen om hier aandacht aan te besteden, aangezien een prettige samenwerking tussen school en ouder juist bijdraagt aan het verlagen van de ervaren werkdruk. Benadruk dit ook binnen het team: het voelt misschien als veel werk, maar het kan ook veel opleveren (Van der Pluijm, 2020).
Aan de slag?
- Verschillende ouders, verschillende leerkrachten. Educatief Partnerschap in het Primair Onderwijs - Hélène Leenders, Johan de Jong & Mélanie Monfranc (rapport, specifiek de resultaten van pagina 12 tot en met 14)
De lat hoog leggen
De volgende stap is docenten te stimuleren de lat hoog te leggen en dit zelf natuurlijk ook te doen. Zeker bij ouders die van meet af aan weinig vertrouwen hebben in eigen kunnen, is het belangrijk dat de school hen het gevoel geeft dat ze wél kunnen bijdragen. Als school bijdraagt aan het vertrouwen in eigen kunnen bij ouders, kunnen ouders dit op hun beurt weer aan hun kinderen overbrengen.
Het werkt met ouders eigenlijk net zoals met leerlingen: leg je de lat voor ouders hoog en geef je hen tegelijkertijd het voordeel van de twijfel, dan gaan ze hoger springen.
Om de lat hoog te kunnen leggen, is feedback aan zowel docenten als ouders vanuit de schoolleider nodig. Docenten hebben in sommige gevallen hulp nodig bij de communicatie met ouders en ouders hebben in sommige gevallen hulp nodig van school in het begeleiden van hun kinderen. Je kunt meer lezen over het effectief geven van feedback in het hoofdstuk Verwachtingen. Daarnaast is het ook hier weer belangrijk om de strijd aan te gaan met onbewuste vooroordelen, aangezien deze het hoog leggen van de lat in de weg kunnen staan.
Anders naar ouders gaan kijken kan een mentaliteitsverandering vereisen. Op sommige scholen is het vrij normaal om binnen het team op een negatieve manier naar ouders te kijken en over ze te praten. Echter, anders gaan denken over ouders en hen duidelijk maker hoe belangrijk ze zijn en hoe zij kunnen bijdragen, is ook de meest effectieve manier om de ouderbetrokkenheid te vergroten. Hierin investeren is het dus meer dan waard!
Aan de slag?
- How to outsmart your own unconscious bias - Valerie Alexander (TedTalk)
- Didactisch coachen - Frans en Lia Voerman (methode + boeken)
- Hoe geef je feedback? - Lia Voerman (TedTalk)
Investeren in intensiever contact
Zoals besproken kan contact tussen ouders en docent positief bijdragen aan de ontwikkeling van leerlingen, mits het prettig contact is waaruit blijkt dat docent én ouder zich verantwoordelijk voelen voor de schoolprestaties en het welzijn van de leerling.
Veelgebruikte contactvormen om te werken aan een goede relatie zijn het tienminutengesprek en de ouderavond. Helaas werken deze niet altijd goed genoeg en daarom kan investeren in intensiever contact een goede optie zijn. Als schoolleider geef je het contact tussen ouder en school vorm. Dat betekent dat je in het investeren in intensiever contact een sleutelrol hebt: dit is bij uitstek iets waar op schoolniveau ruimte voor gemaakt moet worden. Immers; dit kan niet zomaar als een extra taak op de schouders van het docententeam terecht komen, zonder dat daar extra tijd voor wordt vrij gemaakt.
Het belang van extra tijd en ruimte vrij maken, blijkt vooral uit dat de meest gekozen vormen van ouderbetrokkenheid niet per definitie de meest effectieve zijn. In Het Onderwijsvragenboek stelt Claire Boonstra de vraag waarom we eigenlijk tienminutengesprekken hebben gekozen als belangrijkste middel om ouderbetrokkenheid te stimuleren. Vanuit organisatorisch perspectief zitten er grote voordelen aan het tienminutengesprek: het is een laagdrempelige vorm van direct contact met ouders, het is efficiënt en het is makkelijk om te plannen in het drukke schema van docenten en ouders. Maar, precies de efficiëntie van het tienminutengesprek is ook de keerzijde. Doordat het allemaal snel moet, ligt de focus van het gesprek al snel op wat er niet goed gaat. Er is weinig tijd, en de docent wilt waarschijnlijk eerst bespreken wat er beter kan of moet. Dit is logisch, maar als er daarna geen tijd meer is om te bespreken wat er wél goed gaat, kan dit zowel ouders als kind achterlaten met een teleurgesteld en negatief gevoel. Omgekeerd geldt het overigens ook: als een docent overwegend positief is over een leerling en hiermee het grootste deel van het gesprek vult, is er misschien niet voldoende ruimte om te bespreken waar er nog winst te behalen valt. Kortom: het is moeilijk - misschien zelfs onmogelijk - om in een gesprek dat zo kort is een genuanceerd, realistisch en compleet beeld van een leerling te schetsen.
Daarnaast wordt het kind zelf vaak niet bij de tienminutengesprekken betrokken, waardoor zowel docent als ouder gemakkelijk uit het oog kunnen verliezen dat ze een gemeenschappelijk doel hebben en dat ze elkaar nodig hebben om dit te bereiken. De vraag is dus of we er goed aan doen om het tienminutengesprek te zien als dé manier om ouders te betrekken bij de schoolloopbaan van kinderen.
Het is daarom zaak ruimte te maken voor verandering als je merkt dat jullie er als team consequent niet in slagen om bepaalde groepen ouders te betrekken. Dit ruimte maken vindt plaats op school- en bestuursniveau. Binnen school kan er met het team overlegd worden over eventuele alternatieven en tijd gemaakt worden om dit te uit te voeren, met het schoolbestuur moet er wellicht een gesprek gevoerd worden over meer middelen hiervoor. Ook zou het kunnen helpen om ervaringen met andere scholen uit te wisselen; misschien hebben andere scholen uit jouw bestuur wel heel goede ideeën en handelswijzen of kunnen jij en je team hen iets leren.
Er zijn namelijk veel alternatieven. Zo definieert Peter de Vries, schrijver van diverse handboeken met betrekking tot ouderbetrokkenheid, verschillende succesvolle manieren om ouderbetrokkenheid te vergroten:
1. Het startgesprek
Een goed alternatief voor het tienminutengesprek zijn kennismakingen met alle leerlingen en hun ouders aan het begin van elk schooljaar. In dit gesprek kan aandacht worden besteed aan de ambities voor dat specifieke jaar. Er is ruimte voor het bespreken van de wederzijdse verwachtingen: wat verwacht de leerling van dit schooljaar? Wat verwacht ouders van de docenten en andersom? En wat doen leraar en ouder als ze merken dat verwachtingen en de realiteit sterk uiteen lopen?
2. Gespreksarrangementen
Een persoonlijk gespreksarrangement, afgestemd op de voorkeuren van ouders, kan de relatie tussen school en ouder ook ten goede komen. Het gespreksarrangement begint met het startgesprek waarin individuele afspraken over contact met tussen ouder en docent gemaakt worden. In samenspraak wordt afgestemd hoeveel contactmomenten ouder en docent nodig denken te hebben, wanneer deze momenten het beste kunnen plaatsvinden en via welk communicatiemiddel het contact zou moeten lopen. De afgesproken gesprekken hoeven geen tienminutengesprekken te zijn, maar kunnen ook langer of korter zijn. Het is goed als ouders het idee krijgen dat ze inspraak hebben, maar het kan voor een docent ook prettig zijn om meer invloed te hebben op welk gesprek wanneer plaatsvindt.
3. Het huisbezoek
Een andere vorm van ouder-leerkracht communicatie die onomstreden positieve effecten heeft, is het huisbezoek. Vroeger waren huisbezoeken gangbaar in Nederland, maar vandaag de dag niet meer. Dit is niet zo gek, want huisbezoeken kosten veel tijd en tijd is schaars onder docenten. Er is nog steeds een lerarentekort en er is altijd genoeg nakijkwerk te doen. Voor docenten klinkt het herinvoeren van het huisbezoek waarschijnlijk vooral als extra werk en een nog hogere werkdruk met meer verplichtingen. Misschien heb je als schoolleider zelfs het idee dat je dit simpelweg niet kunt doen, omdat docenten zich vaak uitspreken over de hoge werkdruk. Begrijpelijk, maar voor de ouderbetrokkenheid en de ontwikkeling van de leerling kan het herinvoeren van huisbezoeken ontzettend effectief zijn. Op de langere termijn kan dit de werkdruk die docenten ervaren verlichten, simpelweg omdat ze minder het idee hebben er alleen voor te staan en ze nauwer met ouders kunnen samenwerken.
Verschillende internationale onderzoeken laten namelijk de grote voordelen zien die er aan huisbezoeken verbonden zijn. Zo wordt er verbetering gezien in het gedrag van leerlingen in de klas (Wright et al., 2018), heeft het een positief effect op gestandaardiseerde testscores (Sheldon & Bee Jung, 2018), draagt het bij aan een betere band tussen docent en ouder, leidt het tot meer ouderparticipatie (Wagner et al., 2003) en zorgt het voor hogere aanwezigheid bij ouderavonden en andere verplichte schoolactiviteiten (Meyer & Mann, 2006). Ook kunnen huisbezoeken helpen bij het signaleren van armoede en andere problematiek. Omdat er zoveel meetbare en wetenschappelijk aangetoonde voordelen verbonden zijn aan het huisbezoek, zou het herinvoeren hiervan een serieuze overweging moeten zijn. Zeker als het bereiken van ouders via de 'conventionele' wegen niet tot nauwelijks lukt.
4. Het omgekeerde oudergesprek
Een andere verfrissende manier om het ouder-docent contact in te vullen is het omgekeerde oudergesprek. In een omgekeerd oudergesprek hebben de ouders in plaats van de docent de leiding over gesprek. Ouders worden aangesproken op hun kennis over hun eigen kind: zij zijn de experts en weten wat hun kind nodig heeft om zich goed te voelen en te kunnen presteren. Voorafgaand aan een omgekeerd oudergesprek krijgen ouders een vragenlijst opgestuurd met daarop vragen zoals: “Ik zou willen dat de mentor van mijn zoon/dochter weet dat...”, of “Wat heeft u kind nodig om er een goed jaar van te maken?”. Deze vragenlijst biedt sturing en zorgt ervoor dat ouders de tijd hebben om hun antwoorden voor te bereiden. Ouderbetrokkenheidsdeskundige Peter de Vries is geen voorstander van het vooraf opsturen van vragenlijsten omdat school volgens hem zo alsnog de leiding neemt over het gesprek en het gesprek niet compleet gelijkwaardig kan zijn. Andere onderwijskrachten en ouders staan juist wel positief tegenover deze manier van omgekeerde oudergesprekken voeren. Kortom: kijk vooral of het voor jou en de ouders uit je klas werkt of niet. Probeer, stel vragen, evalueer en pas aan: zo vind je uiteindelijk de juiste vorm van contact die bij jou, je docenten, je leerlingen, hun ouders en de school past.
Wil je meer weten over het creatief invullen van het docent-oudercontact? De Hogeschool Rotterdam heeft een gereedschapskist ontwikkeld met gereedschap om dit contact te versterken. Ook EducationLab heeft een toegankelijke toolkit samengesteld over ouderbetrokkenheid. Daarnaast is het rapport “Thuis in School” een goede wetenschappelijke basis voor het vormgeven van intensiever ouder-docent contact.
Aan de slag?
- School en thuis. Succesfactoren voor het verbinden van leefwerelden - Mariëtte Lusse (boek)
- Handboek voor mentoren in het voortgezet onderwijs - Peter de Vries (boek)
- Het Onderwijsvragenboek - Claire Boonstra, Claudette de Graaf Bierbrauwer & Nanda Carstens (boek)
- Betrekken van ouders. Kansrijke aanpakken voor het vergroten van de ouderbetrokkenheid - Tijana Breuer, Sanne van Wetten, Bas Aarts, Babs Jacobs & Inge de Wolf (handreiking)
Het betrekken van leerlingen bij het contact met ouders
Terwijl contact tussen ouder en docent volledig om de leerling draait, vinden de contactmomenten nog steeds vaak plaats zonder de leerling. Best gek toch? Ouderbetrokkenheidexperts Mariëtte Lusse en Peter de Vries noemen het betrekken van leerlingen dan ook een randvoorwaarde voor goed contact tussen ouders en school. Voor een leerling is het belangrijk dat er niet alleen óver hem of haar wordt gepraat, maar ook mét hem of haar. Het gaat ten slotte over het leven van de leerling, niet het leven van de docent of de ouder. Bovendien voelen leerlingen het vertrouwen tussen school en ouders naadloos aan. Zelfs een kleuter die tijdens een oudergesprek in de hoek aan het spelen is, heeft door dat de leraar en ouders een vertrouwensrelatie met elkaar aangaan, aldus Peter de Vries. Dit kan een gevoel van zekerheid bij de leerling versterken en zo bijdragen aan het welzijn van de leerling op school en thuis.
In een gesprek waarbij zowel de ouder als de leerling aanwezig zijn, kun je op meerdere manieren op interactie ingespeeld worden. Je kan bijvoorbeeld alvast een thuisopdracht geven die de leerling met zijn of haar ouders kan bespreken, zoals het aangaan van een gesprek over de eigen schoolervaringen van de ouders. Denk hierbij aan voorbereidende vragen zoals “Wat vonden jullie vroeger het leukst en het minst leuk aan school?” In het gesprek zelf kan het “Ken je kwaliteiten spel” gespeeld worden, waarbij de leerling een kwaliteit moet kiezen die zij het meest bij hem of haar past. De ouders en de leraar kunnen daarna de kwaliteit kiezen die zij het meest passend vinden voor het kind. Het betrekken van de leerling kan het gesprek openbreken en kan een onverwachts mooie wending nemen, die zonder de aanwezigheid van het kind niet vanzelfsprekend is (Dirksen, 2018).
Ouderbetrokkenheid thuis vergroten
Thuisbetrokkenheid heeft van de verschillende niveaus van ouderbetrokkenheid de grootste invloed op de sociaalemotionele en cognitieve ontwikkeling van leerlingen. Tegelijkertijd is het ook de dimensie van ouderbetrokkenheid die het lastigst te sturen is vanuit school, omdat het zich achter de deuren van kinderen thuis afspeelt.
Om de thuisbetrokkenheid te vergroten, kan het nuttig zijn om te focussen op de kennis van ouders. Dit kan op twee manieren. Allereerst door hun kennis over hoe ouders hun kind kunnen helpen te vergroten. Dit houdt in dat ouders op school actief duidelijk gemaakt wordt dat thuisbetrokkenheid niet alleen het uitleggen van de leerstof is, maar ook het stimuleren van de leerling om te gaan leren en comfortabel maken van het leerproces. Leer ouders dat er talloze manieren zijn van ondersteuning die niks met rekenen of lezen te maken hebben. Benadruk zelfs dat het aanleren van de stof in de eerste plaats de taak van school blijft. Als een tweede stap kan het opkrikken van de schoolse kennis van ouders de investering waard zijn. Het is belangrijk om hierbij de sterkste taal van de ouders de ruimte te geven. Kunnen ouders hun kind niet in het Nederlands ondersteunen, maar wel in het Arabisch? Dan is dit ook goed! Ouders kunnen de betrokkenheid thuis vanuit hun eigen kwaliteiten vorm geven.
Een voorbeeld van een interventie gericht op het vergroten van de thuisbetrokkenheid is het Ei van Colombus, gericht op ouders van leerlingen uit groep één en twee. In deze interventie werken pedagogische medewerkers met ouders aan hun woordenschat, leren ze hoe ze thuis educatieve activiteiten kunnen ondernemen met hun kinderen en worden ze voorbereid op deelname aan schoolactiviteiten. Deze interventie is met name gericht op ouders die qua Nederlandse taalbeheersing op beginnersniveau zitten, maar er is ook een programma voor ouders die op een hoger niveau de taal beheersen. Dit heeft een positief effect op de taalvaardigheid van ouders en leerlingen en vergroot de ouderbetrokkenheid, zowel thuis als op school. Meer effectieve interventies gericht op het vergroten van de thuisbetrokkenheid kunnen gevonden worden op de site van het NJI. Andere effectieve programma’s zijn onder andere Pageturner en Thuis in Taal.Voor meer algemene informatie en handige werkvormen kun je de gereedschapskist oudergeletterdheid van de Hogeschool Rotterdam gebruiken.
Aan de slag?
- Voor en vroegschoolse educatie. Wat is ouderbetrokkenheid? - Nederlands Jeugd Instituut(website, onder aan de pagina staan enkele effectieve interventies)
- Gereedschapskist ouders en geletterdheid - Hogeschool Rotterdam (toolkit)
Buddysysteem voor ouders
Ouder-schoolcontact kan ook bevorderd worden door het contact tussen ouders onderling. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een buddysysteem. In een buddysysteem wisselen ouders ervaringen met elkaar uit en leren ze elkaars kwaliteiten en vaardigheden kennen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een vader die zich zorgen maakt om de onlangs ontdekte dyslexie van zijn dochter, die gekoppeld wordt aan een ouder die al ervaring heeft met een soortgelijke situatie. Ouders die in een echtscheiding zitten, kunnen worden gekoppeld aan een vader of moeder die net dezelfde relatieperikelen achter de rug heeft en ouders die de Nederlandse taal nog niet volledig machtig zijn, kunnen gekoppeld worden aan een ouder die beide talen spreekt.
Het organiseren van een buddysysteem is relatief eenvoudig en goedkoop. De school hoeft slechts in kaart te brengen of ouders behoefte hebben om bepaalde ervaringen met andere ouders te delen en vervolgens zorgen voor het uitwisselen van gegevens. Omdat ouders steun bij elkaar vinden en niet meer voortdurend bij docenten hoeven aan te kloppen, kan een buddysysteem werkdruk bij leraren wegnemen.
Doordat ouders op elkaar kunnen terugvallen wordt bovendien het gevoel van een gemeenschap versterkt. Op basisschool de Rank in Alkmaar worden nieuwe ouders bijvoorbeeld direct aan een andere ouder gekoppeld, die hen inwijdt in de school, bepaalde activiteiten toelicht en een thuisgevoel meegeeft. Zowel nieuwe ouders als ouders die al langer onderdeel uitmaken van de ouderpopulatie blijven hierdoor nauw betrokken bij de school, wat het ontstaan van een gemeenschapsgevoel in de hand werkt (de Vries, 2021). Mocht je geïnspireerd zijn door dit idee, overleg dan vooral binnen je bestuur of met scholen in de buurt. Misschien hebben andere scholen hier al wel ervaring mee.
Aan de slag?
- Ouders als buddy voor elkaar - Peter de Vries(artikel met meer uitleg over het buddysysteem)
De helikopterouder
Wat is er aan de hand?
Prestatiedruk. Het is een veelgehoord begrip in de onderwijswereld. Meer dan vroeger zouden leerlingen, al vanaf jonge leeftijd, te maken hebben met een voortdurend gevoel te moeten presteren (RTL Nieuws, 2018). Dit begint al in het primair onderwijs en ontwikkelt zich verder in het voortgezet onderwijs. Zo heeft één op de tien jongeren in het primair onderwijs last van faalangst (Nederlands Jeugd Instituut, 2020) en geeft één op de drie jongeren in het voorgezet onderwijs aan regelmatig te lijden onder het gevoel van prestatiedruk (Unicef, 2020).
De prestatiedruk beperkt zich niet tot leerlingen. Ouders reproduceren, bestendigen en verergeren in sommige gevallen de prestatiedruk die leerlingen ervaren. Het resultaat? Ouders die zeer gefocust zijn op prestaties en gestresste leerlingen. De focus prestaties is niet zo gek, want de prestatiedruk komt vanuit de gehele maatschappij. In het hoofdstuk “Prestatiedruk" van deze kennisbank lees je meer over prestatiedruk en hoe de meritocratische gedachte ‘te krijgen wat je verdient’ ons denken en ons handelen beheerst. In dit hoofdstuk staan we stil bij wat prestatiedruk met ouders en leerlingen kan doen en hoe je hier als docent mee kunt omgaan.
De toenemende prestatiedruk is een maatschappijbrede ontwikkeling die zich óók los van het onderwijs voltrekt. Maar, de manier waarop we ons onderwijssysteem hebben ingericht, draagt er zeker aan bij. Kinderen worden vanaf zesjarige leeftijd voortdurend getoetst, er ontstaan al vroeg plusklassen en alles lijkt in het teken te staan van het bepalende selectiemoment in groep acht.
De toenemende prestatiedruk is een maatschappijbrede ontwikkeling die zich óók los van het onderwijs voltrekt. Maar de manier waarop we ons onderwijssysteem hebben ingericht, draagt er zeker aan bij.
De afgelopen jaren is het gesprek over minder toetsen steeds meer op school gekomen. Op verschillende scholen wordt er geëxperimenteerd met minder toetsen. De voornaamste reden hierachter is dat schoolleiders en docenten ook zien dat leerlingen vanaf jonge leeftijd van toets naar toets hollen. Dit is, volgens een groeiende groep mensen, niet de bedoeling van het onderwijs. Ten eerste zorgt het voor (nog) meer prestatiedruk en ten tweede kan het ervoor zorgen dat leerlingen alleen maar leren voor een cijfer, en niet omdat ze intrinsiek gemotiveerd zijn. In hoeverre heb jij er al wel eens over nagedacht om minder te gaan toetsen? En in hoeverre is het gesprek over toetsen bij jou op school al op gang?
Vervolgens delen we het onderwijs op in zeven niveaus waarbij het ene niveau een gunstiger toekomstperspectief biedt dan een ander niveau. De serie Klassen laat niet voor niets zien hoezeer het selectiemoment en de daaruit voortkomende schoolniveaus de gemoederen van de kinderen bezighouden. Voor Viggo en zijn vriendjes lijkt het vwo het ultieme doel, Yunuscan wil toch écht liever naar de havo dan naar het vmbo en ook Esma had de Citotoets graag zo willen maken dat haar advies omhoog gekrikt werd.
Diploma-inflatie
In haar boek De Bijlesgeneratie licht Louise Elffers de groeiende focus op diploma's verder toe. Hierbij haalt ze de filosoof Karl Marx aan. Marx zag het onderwijssysteem niet alleen als een middel om de onderdrukte arbeidersklasse te bevrijden, maar ook om hen verder te onderdrukken. Het onderwijs heeft namelijk een selectiefunctie waarmee het mensen toewijst aan bepaalde maatschappelijke posities. Het middelbare schooladvies kan gezien worden als een concreet voorbeeld van deze selectiefunctie. Het instituut school bepaalt met een advies tot welke vormen van hoger onderwijs een leerling toegang krijgt. Als hier structurele patronen in te ontdekken zijn in het voordeel van de meer geprivilegieerde groep, zoals het structureel overadviseren van leerlingen met theoretisch opgeleide ouders (Onderwijsraad, 2019), dan onderdrukt in plaats van emancipeert het onderwijs.
In haar nieuwe boek Onderwijs maakt het verschil bouwt Elffers voort op het idee dat het onderwijs de grote gelijkmaker moet zijn, terwijl het tegelijkertijd een cruciale selectiefunctie heeft. Het feit dat het onderwijs tegelijkertijd moet emanciperen en selecteren noemt Elffers een slang die zichzelf in de staart bijt. Ze stelt dan ook de volgende vraag in haar boek: “Als onderwijs bepalend is voor de verdeling van maatschappelijke posities in een samenleving, kan onderwijs dan eigenlijk wel als grote gelijkmaker fungeren?”
Wat ook meespeelt is dat het aantal wetenschappelijk opgeleiden de laatste jaren sterk is toegenomen: de wil om een hbo of universitair diploma te halen is groot. Dat mensen wetenschappelijk opgeleid wensen te zijn is te verklaren door de voordelen die verbonden zijn aan een hbo of universitaire opleiding. Zo heeft opleidingsniveau een positieve invloed op de gezondheid, relatievorming, woonplaats en democratische participatie (Effers, 2022).
Dat opleidingsniveau verstrekkende gevolgen heeft, blijkt telkens opnieuw uit onderzoeken die gezondheid in verbrand brengen met opleidingsniveau. Zo blijkt uit onderzoek van Pharos dat mensen met een minimale opleiding (basis onderwijs + vmbo) en een een laag inkomen gemiddeld 15 jaar korter in goede gezondheid leven dan mensen met een hbo of universitaire opleiding. Het is natuurlijk niet dat een vmbo opleiding op zichzelf tot een slechtere gezondheid leidt., Deze gezondsheidsongelijkheid komt voort uit andere factoren die geassocieerd worden met een lagere opleiding, zoals bijvoorbeeld langdurige stress, meer fysiek werk, werkloosheid en ongezonder eten. Was jij je bewust van de grote gezondheidsverschillen tussen praktisch en wetenschappelijk opgeleide mensen? En verbaast het je? (Pharos, 2019)
Onze maatschappij beloont wetenschappelijk opgeleiden meer dan praktisch opgeleiden. Het is dus begrijpelijk dat ouders alles op alles zetten om hun kind naar het vwo en daarna naar de universiteit te krijgen. Ze menen dat dat het beste is voor hun kind en zouden daar nog wel eens gelijk in kunnen hebben. Het scheve is dat de massale wens om wetenschappelijk opgeleid te zijn tegelijkertijd de waarde van een wetenschappelijk diploma omlaag haalt. Dit komt deels doordat de onderscheidende waarde van een diploma minder wordt als meer mensen het bezitten (dit noem je diploma-inflatie), maar het komt ook doordat degene die nu bovenaan de maatschappelijke ladder staan andere manieren zoeken om zich te onderscheiden. Als één masterdiploma niet meer genoeg is om je te verzekeren van die ene goede baan, dan volgen mensen die daar de middelen voor hebben er twee en doen ze een extra bestuursjaar.
Enerzijds gaat het dus om mensen en kinderen die willen klimmen op de maatschappelijke ladder door middel van opwaarts sociale mobiliteit, anderzijds gaat het om mensen en kinderen die al bovenaan die maatschappelijke ladder staan en koste wat het kost neerwaartste sociale mobiliteit willen voorkomen. Des te meer mensen toegang willen en krijgen tot de maatschappelijke bovenlaag, des te harder de maatschappelijke bovenlaag op zoek zal gaan naar alternatieve manieren om hun eigen positie te bewaken (Effers, 2022). Niet gek dus dat kinderen dat net zo voelen.
De groei van schaduwonderwijs
Er zijn verschillende manieren waarop je de groeiende prestatiedruk terugziet in het onderwijs. De concreetste is misschien wel de explosieve groei van de bijles-industrie. Neem bijvoorbeeld Tama uit de serie. Haar moeder ziet het als noodzakelijk dat Tama nu extra tijd besteedt aan haar schoolwerk, zodat ze later meer kansen krijgt. Dat vond Tama’s moeder bij haar eigen opvoeding ook niet leuk, maar achteraf was ze haar moeder dankbaar. Tama ziet bijles als valsspelen, haar moeder vindt het niet meer dan extra je best doen.
De moeder van Tama is niet de enige die inzet op bijles: steeds meer kinderen maken gebruik van zogeheten 'schaduwonderwijs'. Schaduwonderwijs is een overkoepelende term voor alle aanvullende onderwijsactiviteiten waar ouders zelf voor betalen. Denk hierbij aan bijlessen, huiswerkbegeleiding en Cito- en examentrainingen. De uitgaven van ouders aan schaduwonderwijs verdubbelden van 77 miljoen in 2005 naar 189 miljoen in 2015 (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016). De groei van het schaduwonderwijs lijkt nog niet te stoppen: in 2022 waren er maar liefst 61% bijlesgerelateerde bedrijven geregistreerd in de Kamer van Koophandel dan vijf jaar eerder (Hagen, 2022). Naar schatting maakt tegenwoordig één op de drie gezinnen met kinderen in het voortgezet onderwijs gebruik van een vorm van schaduwonderwijs (Elffers & Jansen, 2019). Deze toename komt, naast door corona-achterstanden en het geld uit het Nationaal Programma Onderwijs, ook doordat scholen in groeiende mate samenwerken met private organisaties om, ondanks personeelstekorten en een te hoge werkdruk, de onderwijsbehoeften van leerlingen tegemoet te komen (Effers, 2022).
Vanuit het Nationaal Programma Onderwijs is 8.5 miljard beschikbaar gesteld om leerachterstanden aan te pakken en de kwaliteit van het Nederlands onderwijs op te krikken. Dit programma wordt, ondanks het belangrijke doel, bekritiseerd binnen en buiten het onderwijs. Vooral de looptijd van 2.5 jaar wordt als een probleem gezien: 2.5 jaar is niet genoeg om structurele problemen aan te pakken. De vrees is dan ook dat de 8.5 miljard vooral gaat zitten in het plakken van pleisters en dat problemen niet bij de kern aangepakt worden. Een voorbeeld van een pleister is het inschakelen van externe bijlesorganisaties door scholen in plaats van er op de langere termijn voor te zorgen dat er genoeg gekwalificeerde docenten beschikbaar zijn. Ook is het onduidelijk of het geld wel naar kwetsbare kinderen gaat én blijkt het effect moeilijk meetbaar. Kortom: er zijn genoeg op- en aanmerkingen op het Nationaal Programma Onderwijs. Hoe zie jij dit? Merk je op jouw school iets van het programma? En heb je het idee dat er voldoende duidelijk is wat er met eventueel beschikbaar gesteld moet gebeuren? (Hagen, 2021) (Van Baars, 2022)
Er is dus sprake van een zekere vermenging van privaat en publiek onderwijs en dat is voor de kansenongelijkheid in Nederland problematisch (Van 't Erve, 2021). Bijles is namelijk als een vorm van privaat onderwijs- ondanks de mogelijk positieve effecten op leerprestaties - een grote drijvende kracht achter kansenongelijkheid. Zolang niet ieder kind toegang heeft tot bijles vanwege de kosten die eraan verbonden zijn, draagt het bij aan kansenongelijkheid.
Invloed van ouders op school
Naast bijles gebruiken ouders andere middelen gebruikt om invloed te hebben op de schoolcarrière van hun kinderen. Soms stappen ze direct op de docent af om een cijfer of een advies omhoog te krijgen. Uit een enquête van CNV onderwijs blijkt dat leraren uit groep acht regelmatig te maken hebben met intimidatie van ouders (de Vos, 2018). Ouders doen er in sommige gevallen alles aan om het schooladvies aan te laten passen, van cadeautjes geven aan de docent tot het aanvoeren van een elders afgenomen IQ-test.
Wetenschappelijk opgeleide ouders zijn eerder geneigd om op zoek te gaan naar medische verklaringen voor het gedrag of de prestaties van hun kinderen, bijvoorbeeld door te onderzoeken of het kind ADHD of dyslexie heeft. Deze ouders slagen daar gemiddeld ook vaker in dan ouders uit een lager sociaaleconomisch milieu (RTL Nieuws, 2020). Een medische verklaring kan kinderen een voorsprong geven, omdat ze zo intensievere begeleiding bij hun schoolwerk en meer tijd om toetsen te maken krijgen. Als de kinderen in kwestie deze extra hulp daadwerkelijk nodig hebben, is het natuurlijk een goede zaak dat ze het krijgen. Het jammere is alleen dat ouders met een lagere sociaaleconomische status of ouders met een niet-westerse migratie-achtergrond dit in veel mindere mate doen voor hun kinderen, waardoor hun kinderen niet dezelfde begeleiding krijgen, ook niet als ze dat misschien wel nodig hebben.
Daarnaast zijn de steeds luider klinkende stem van de ouders in het bepalen van het curriculum van school en de groeiende rol van ouders als hulpdocent, zaken die zorgen baren. Ouders zijn geen pedagogen en zouden zich ook niet zo op moeten stellen. Tijdens de coronacrisis werd het veel ouders maar al te duidelijk: lesgeven is niet iets wat iedereen kan, het is een vak apart. Het is dus maar de vraag of het wenselijk is dat ouders zich zo toeleggen op de schoolcarrière van hun kinderen. Buiten dat staat wat hun eigen kind nodig heeft niet gelijk aan wat ‘de groep’ nodig heeft of wat ieder kind op zich nodig heeft. Iets dat voor ouders wel zo kan voelen. Een bepaalde verandering in school kan dus worden doorgevoerd omdat het ‘leuk' is of ‘juist voelt’, in plaats van omdat het goed binnen het curriculum past en daadwerkelijk nodig is.
Ten slotte kost de inmenging van ouders het schoolteam veel energie, zeker als je als schoolleider of docent constant in gesprek moet en het idee heb dat je voortdurend onder een vergrootglas ligt, omdat al je acties en oordelen in twijfel worden getrokken.
In het kader van ongelijkheid kleven meer nadelen aan het optreden van deze ouders. Zo kunnen kinderen lijden onder de prestatiedruk die zij ervaren en die vervolgens door hun ouders versterkt wordt. Buiten dat krijgen kinderen op deze manier al op jonge leeftijd het ‘hoog en laagdenken’ ingeprent. Ze worden vatbaar voor het idee dat mensen die korter gestudeerd hebben minderwaardig zijn aan mensen die langer naar school zijn geweest.
Wat is de rol van het onderwijs hierin?
Verwachtingen
Het feit dat wetenschappelijk opgeleide ouders zich beter kunnen navigeren in het onderwijs, mondiger zijn en sneller een medische indicatie zoeken voor hun kinderen, kan zowel de verwachtingen als het oordeel van de schoolleider (of een andere onderwijskracht) beïnvloeden (VO-Raad, 2016). Wat betreft de beeldvorming gaat het voornamelijk over verwachtingen van onderwijskracht docent naar ouder en van onderwijskracht naar kind. Zichtbaar betrokken ouders kunnen hoge verwachtingen scheppen over hun kinderen, terwijl er lagere verwachtingen kunnen ontstaan van kinderen met schijnbaar afwezige ouders. In veel gevallen zal dit onbewust gaan, maar op termijn kan het leiden tot een oneerlijke achterstelling. Hoge verwachtingen kunnen namelijk invloed hebben op de prestaties van leerlingen.
Een ander probleem met beeldvorming over zeer prestatiegerichte ouders is de aanname dat het alleen witte, wetenschappelijk opgeleide ouders zijn die te dicht op de schoolcarrière van hun kinderen zitten en zo te veel druk op ze leggen. Dit is niet zo. kunnen zijn. Ook ouders met een niet-westerse migratieachtergrond of met een lagere sociaaleconomische status kunnen te veel van hun kinderen verwachten, juist omdat ze willen dat hun kinderen het beter gaan hebben dan zij het hebben gehad. En hier hoort de toegang tot een zo hoog mogelijke opleiding bij. Het is dus niet zo dat de opwaartse druk zich beperkt tot één groep ouders.
Oordeel
De houding en overtuigingskracht van mondige ouders kan invloed hebben op het oordeel van de schoolleider of docent, bijvoorbeeld wat betreft het overgaan, behaalde cijfers of het middelbare schooladvies. Dit kan op een directe manier, doordat mondige ouders meer druk zetten en ervoor zorgen dat je hen gevoelsmatig geen tegenwicht kan bieden. Maar, en dit gebeurt misschien nog wel vaker, het kan ook op een subtiele, indirecte manier. Ouders zorgen ervoor dat ze goed op de hoogte zijn van alle regels en procedures en zorgen er daarbij voor dat ze een goede band opbouwen met de school. Docenten gaan vervolgens anticiperen op wat deze ouders verwachten. Het is makkelijk voor te stellen dat dit de verschillen tussen kinderen vergroot, zeker als er een groep ouders tegenover staat die minder mondig is en/of minder investeert in een goede band met docenten (Eiffers, 2022). Alhoewel deze bewering moeilijk te staven is met data, is er wel indirect bewijs voor: kinderen van wetenschappelijk opgeleide ouders krijgen vaker een hoger middelbare schooladvies dan hun eindtoets aangeeft (De Groot, 2016).
Grotere verschillen tussen scholen
Daarnaast kan de betrokkenheid van ouders verschillen tussen scholen vergroten. Een concreet voorbeeld uit de serie is de extra muziekles die leerlingen op basisschool de Weidevogel krijgen. Deze muziekles wordt volledig betaald door de ouders. De reactie van Mirjam Leinders, bestuurder van scholengroep Innoord, illustreert waarom dit problematisch is: deze muziekles is een privilege voor de kinderen van de Weidevogel, omdat hun ouders dit muziekprogramma kunnen betalen. Mirjam Leinders betwijfelt dan ook of het wel te verantwoorden is dat deze groep kinderen meer extracurriculaire activiteiten krijgt dan hun leeftijdsgenoten op scholen waar ouders deze bijdrage niet kunnen leveren. Zo worden de verschillen tussen scholen én leerlingen alleen maar groter.
Meer ongelijkheid binnen de school
Het probleem van machtige ouders strekt zich verder uit dan toenemende ongelijkheid tussen scholen. Ook binnen scholen kan de invloed van ouders met een hogere sociaaleconomische status leiden tot meer ongelijkheid. Dit gebeurt met name als de school en haar docenten, gestuurd door de afhankelijkheid van een selecte groep ouders, zich overmatig aanpassen aan de belangen en wensen van deze ouders.
Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat deze ouders en hun kinderen een voorkeursbehandeling krijgen als het gaat om het niet opvolgen van de regels. In internationaal onderzoek wordt namelijk bewijs gevonden voor de bewering dat docenten coulanter omgaan met kinderen van ouders met een hogere sociaaleconomische status als het gaat om het breken van de regels, zoals te laat komen of het niet maken van huiswerk. Docenten in het onderzoek geven aan iedere ouder en ieder kind hetzelfde te willen behandelen, maar zeggen tegelijkertijd ook sterk het gevoel te hebben dat er bepaalde ouders zijn die je te vriend wilt houden. Een paar docenten die Louise Elffers interviewde voor haar boek bevestigden dit (De Groot, 2016). Dit gevoel kan resulteren in een voorkeursbehandeling van kinderen en ouders met een hogere sociaaleconomische status: ze mogen meer en worden minder hard afgerekend op fouten en/of wangedrag dan hun minder welgestelde klasgenoten of mede-ouders (McCrory Calarco, 2020).
Ongelijke representatie
In principe wordt ouderparticipatie op school, bijvoorbeeld zitting nemen in de medezeggenschapsraad (MR), gezien als iets positiefs. Het geeft ouders een gevoel van eigenaarschap en de kans om hun kinderen te representeren. Een kanttekening hierbij is dat de MR vaak uit een relatief homogene groep ouders bestaat. Hierdoor representeren zij lang niet alle kinderen op school. Over het algemeen is de ouderparticipatie op school hoger onder wetenschappelijk opgeleide ouders (Bakker et al., 2013). Het belang van de kinderen met wetenschappelijk opgeleide ouders wordt dus sterker vertegenwoordigd dan het belang van kinderen met praktisch opgeleide ouders. Dit kan leiden tot een schoolklimaat dat uitsluitend ingesteld is op de kansrijke kinderen, waarin de opwaartse druk die ouders en kinderen ervaren vervolgens nog meer wordt.
Invloed van ouders op school(beleid) wordt toegelaten door school
Het moge duidelijk zijn; hoe belangrijk het ook is dat ouders betrokken zijn, overbetrokkenheid van een specifieke groep ouders kan ongelijke kansen in de hand werken. De druk vanuit ouders kan groot zijn en soms is het zo dat de ouders, bijvoorbeeld omdat ze hoger zijn opgeleid of beter kunnen debatteren dan de leden van het schoolteam, overwicht hebben op het schoolteam. Buiten dat kan er gedacht worden - en wellicht zit hier zelfs een kern van waarheid in - dat de ouder weet wat het beste is voor het kind in kwestie. Echter, dit betekent niet dat de ouder weet wat het beste is voor alle kinderen in de klas of de school.
Dat betekent dat een schoolteam sterk in z’n schoenen moet staan om te zorgen dat het bepalend blijft in wat er op school (en soms zelfs met een specifieke leerling) gebeurt. Dit betekent niet dat het team niks van ouders hoeft aan te nemen; ouders kunnen goede ideeën hebben voor een leerling of zelfs voor een hele leerlingenpopulatie. Het betekent vooral dat het schoolteam moet zorgen dat zij het geheel blijven overzien en dat zij degene blijven die bepalen wat er wel en wat er niet wordt meegenomen. Alleen zo kan er gedacht worden vanuit álle kinderen die les krijgen. En hierbij is de rol van de schoolleider cruciaal.
Meer verdieping?
Wat kan het onderwijs doen?
Blijven openstaan voor ouders
Op basis van bovenstaande alinea’s zou je bijna concluderen dat je deze groep ouders zoveel mogelijk buiten de deur wil houden. Dat is natuurlijk niet het geval. Iedere ouder vecht voor z’n kind en kent zijn of haar eigen kind het beste. Om die reden, beargumenteert hij, zou je nooit of te nimmer uit moeten gaan van kwade intenties bij ouders: bijna elke ouder handelt het grootste deel van de tijd vanuit dieperliggende betrokkenheid bij de schoolse activiteiten van zijn of haar kind.
Het is daarom cruciaal om om met een open houding naar ouders te blijven kijken en je - als schoolleider en als team - bewust te zijn van de drijfveren van ouders, zeker als het gaat om ouders die heel dicht op de schoolloopbaan van hun kind zitten. Stel jezelf altijd de vraag wat jij voor je kinderen zou willen. Het gaat bij alle ouders, dus ook prestatiegerichte ouders, om het scheppen van realistische verwachtingen en tegelijkertijd erkennen dat ze het beste willen voor hun kind. Er is hierin geen strakke scheidslijn waar ouders zich wel of niet mee mogen bemoeien. De centrale vraag is: wanneer staat een ouder de relatie tussen school en leerling(en) in de weg en wanneer komt ouderlijke bemoeienis de leerling juist ten goede? (de Vries, 2021).
Ondanks dat het soms misschien af en toe lastig is als een ouder dwingend is, is het belangrijk dat niet alle feedback van ouders afgedaan wordt als ongefundeerde kritiek. In sommige gevallen zal de kritiek inderdaad ongefundeerd zijn, maar ouders zullen absoluut soms legitieme redenen hebben om hun ongenoegen te uiten over hoe bepaalde zaken op school gaan. Soms zijn de ideeën waarmee ze komen juist heel erg waardevol en nuttig. Als schoolleider heb je een centrale rol in het te woord staan van ouders die met grotere problemen naar school toe stappen. Daarnaast bespreek jij natuurlijk ook met je teamleden over hoe zij op ouders reageren. Probeer ervoor te zorgen dat jullie vanuit compassie en openheid ouders te woord te staan en dat er altijd ruimte is voor goede en vernieuwende ideeën. Misschien is er wel daadwerkelijk verandering nodig of ruimte voor verbetering en helpen gesprekken met ouders je daarbij.
Duidelijkheid creëren
Binnen het schoolteam
Het ideaal is dat je er al schoolteam in slaagt om op een respectvolle en passende manier met alle ouders om te gaan. En dat zonder dat onderwijskrachten over hun eigen grenzen heen gaan om ouders tevreden te stellen. Om dit te kunnen bereiken, of er in ieder geval dichtbij te kunnen komen, moeten er binnen het schoolteam afspraken gemaakt worden over de rol en invloed van ouders binnen de school. Een duidelijke visie vanuit de school is een vereiste. Daarnaast is het belangrijk om onderling ervaringen te delen en te bespreken waar en hoe je een grens trekt: hoe gaan je collega’s ermee om als een ouder zich dwingend of zelfs agressief opstelt? En wat kan je hiervan leren?
Met ouders
Vervolgens zijn duidelijke afspraken met de ouders belangrijk. Voor elke docent ligt de grens tussen fijne communicatie en te veel input krijgen van ouders ergens anders. Als schoolleider kun je helpen te ontdekken waar de grenzen liggen en wat voor individuele docenten het beste werkt. Buiten dat kun je teamoverstijgend afspreken waar jullie gezamenlijke grenzen liggen en ervoor zorgen dat docenten met elkaar hierover het gesprek aangaan.
Een goed moment om het te hebben over de rol van ouders in het begeleiden van schoolwerk is een startgesprek aan het begin van het schooljaar. Dit gesprek kan meer duidelijkheid scheppen over de wederzijdse relatie tussen ouders en docent. Wat verwachten beide partijen van elkaar? Wat vinden de ouders belangrijk voor de schoolse ontwikkeling van hun kind? Wat voor verwachtingen hebben ouders van hun kind en de docent? Probeer hierbij een zo open mogelijke houding te hebben, zonder vooroordelen van soortgelijke ouders die je eerder in je carrière bent tegengekomen.
Als docenten te maken hebben met ouders die heel dicht op de schoolcarrière van hun kind zitten kan het helpen om - bijvoorbeeld in een startgesprek - te benadrukken dat niet alle hulp effectief is en dat het zelfs averechts kan werken. Probere om op een rustige manier duidelijk te maken dat hulp thuis goed is, maar alleen als het het positieve zelfbeeld van een kind versterkt en niet als de hulp een vorm van controleren is die voortkomt uit lage verwachtingen (Lindt, 2019). Het is de kwaliteit en niet de kwantiteit van de hulp die telt. Ook kan benadrukt worden dat het niet de bedoeling is dat ouders vakinhoudelijk kinderen teveel helpen, bijvoorbeeld door werkstukken voor hun kinderen maken. Want, hoewel het logisch lijkt dat ouders niet het werk van hun kinderen zouden moeten doen, weet jij als schoolleider ook waarschijnlijk dat dit wel regelmatig gebeurt.
Vervolgens kan het helpen om in te zetten op een zogeheten no surprises strategie: aan de voorkant heldere afspraken maken (waar je het beide mee eens bent) en vervolgens de ouders gedurende het schooljaar als school goed op de hoogte houden. Op deze manier is er niet enkel communicatie wanneer er slecht of goed nieuws is, maar houd je ze ook op de hoogte over de progressie van een leerling en wat er in de lijn der verwachting ligt (Ouders en Onderwijs, 2019).
Wat betreft het duidelijkheid scheppen bij ouders, kan een deel van de oplossingen bij de moeilijk te bereiken ouder ook werken voor deze groep ouders. Zo kan het betrekken van leerlingen in de oudercommunicatie, het uitvoeren van huisbezoeken op maat en het maken van gespreksarrangementen net zo goed de band met deze groep ouders versterken aangezien ze de communicatie verhelderen, bijdragen aan een vertrouwensband en zorgen voor duidelijk verwachtingen van docent tot ouder en vice versa. Daarnaast zou je ook kunnen nadenken over een buddysysteem voor ouders die veel stress ervaren vanwege de schoolloopbaan van hun kind.
Zet in op een open houding en maak duidelijke afspraken. Voor elke docent ligt de grens tussen fijne communicatie en te veel input krijgen van ouders anders. Een startgesprek aan het begin van het schooljaar kan meer duidelijkheid scheppen over de wederzijdse verwachtingen. Wat verwachten beide partijen van elkaar? Wat vinden de ouders belangrijk voor de schoolse ontwikkeling van hun kind? Wat voor verwachtingen hebben ouders van hun kind en de docent? Hierbij kan het helpen om in te zetten op een zogeheten ‘no surprises strategie’: het kan zijn vruchten afwerpen om ouders gedurende het schooljaar goed op de hoogte te houden. Op deze manier ga je niet enkel de dialoog aan met ouders wanneer er slecht of goed nieuws is, maar houd je e ook op de hoogte van de progressie van een leerling en wat er wel goed gaat (Ouders en Onderwijs, 2019).
Eigenlijk zou je dus, paradoxaal genoeg, kunnen concluderen dat een groot deel van de besproken oplossingen bij de moeilijk te bereiken ouder óók werkt voor de helikopterouder. Zo kan het betrekken van leerlingen in de oudercommunicatie, het uitvoeren van huisbezoeken en het op maat maken van gespreksarrangementen net zo goed de band met deze groep ouders versterken, aangezien ze de communicatie verhelderen, bijdragen aan een vertrouwensband en zorgen voor duidelijk verwachtingen van docent tot ouder en vice versa. Daarnaast zou je ook kunnen nadenken over een buddysysteem voor ouders die veel stress ervaren vanwege de schoolloopbaan van hun kind.
Samen beslissingen nemen
Om te zorgen dat je als individuele leerkracht sterker staat ten opzichte van ouders en hun potentiële invloed, kunnen belangrijke beslissingen - zoals het middelbare schooladvies, maar ook het wel of niet overgaan - samen genomen worden. Dit gebeurt op heel veel scholen gelukkig al, zoals we ook zien in Klassen. Het samen nemen van beslissingen zorgt er niet alleen voor dat je krachtiger staat tegenover mondige ouders, maar ook dat een beslissing die veel invloed heeft op het leven van een kind niet afhankelijk is van het oordeel van één persoon. En dat is weer eerlijker en beter voor het kind.
Aan de slag?
- Ouders als buddy voor elkaar - Peter de Vries(artikel)
- Ouderbetrokkenheid is niet moeilijk - Peter de Vries (artikel over o.a. het startgesprek en het gespreksarrangement)