Kansenongelijkheid - een probleem van ons allemaal
Vrijwel iedereen is voor gelijke kansen. ”Je afkomst mag niet je toekomst bepalen.” “Want alle kinderen verdienen een even goede start.” Deze zinnen stonden bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2020 in de partijprogramma’s van respectievelijk SP en VVD (Centraal Plan Bureau Nederland, 2021). Het idee dat kansengelijkheid belangrijk is, lijkt breedgedragen. De ‘gewone’ Nederlandse burger is, net als de gemiddelde politicus, voorstander van kansengelijkheid.
We houden ons stevig vast aan het ideaal dat elk kind in Nederland, ongeacht afkomst of achtergrond, altijd het maximale uit zichzelf moet kunnen halen. Van een dubbeltje een kwartje kunnen worden, dat moet in Nederland voor iedereen mogelijk zijn.
Maar op het gebied van een dubbeltje een kwartje kunnen worden is nogal wat werk aan de winkel, zo bleek de laatste jaren. Sinds het rapport van de Onderwijsinspectie verscheen waarin stond dat de kansenongelijkheid tussen kinderen van praktisch- en wetenschappelijk opgeleide ouders was verdubbeld van 2006 tot 2016, kwam er een explosie aan aandacht voor het thema kansengelijkheid. De serie Klassen is natuurlijk niet voor niets gemaakt (Inspectie van het Onderwijs, 2016). Kansengelijkheid ging van een ondergeschoven kindje naar een soort hype. Voorheen geloofden mensen in het ideaal van kansengelijkheid, tegenwoordig is het overgrote deel van de mensen zich ervan bewust dat kansengelijkheid meer een droom dan werkelijkheid is in Nederland. De coronacrisis was hierin, hoe wrang dat ook is, van grote waarde. Corona legde de grote verschillen tussen kinderen pijnlijk bloot. Niemand kon meer om kansenongelijkheid heen.
Gelijkere kansen, dat bleken we allemaal te willen. Maar hoe we deze gelijkere kansen konden bereiken, daar bleken we het dan weer niet over eens. Een gebrek aan eensgezindheid, binnen het onderwijs en de politiek, kan leiden tot een gebrek aan actie en zonder actie is kansengelijkheid een loze belofte. Vandaar dat we vanuit Klassen aan de slag zijn gegaan met het opstellen van deze kennisbank, om zo in ieder geval ons steentje bij te dragen.
Maar waarom moeten we zo hard werken voor gelijkere kansen? Allereerst omdat kansenongelijkheid schadelijk is op individueel niveau. Doordat sommige leerlingen niet dezelfde kansen krijgen als anderen presteren ze voortdurend onder hun niveau. Dit kan leiden tot verveling en zelfonderschatting. Waarom zou je je best doen als het gevoelsmatig toch niks uitmaakt? Ze doen dan ook hun best niet meer en raken onderprikkeld, en in het ergste geval verliezen ze volledig het vertrouwen in een gunstige schoolcarrière en in eigen kunnen (El Hadioui, I., 2019).
Maar, de gevolgen van ongelijke kansen en de daaraan gerelateerde groeiende ongelijkheid in de samenleving strekken verder dan gemiste kansen en onbenut talent.
Want, ongelijke kansen leiden, logischerwijs, tot ongelijke uitkomsten. En juist ongelijke uitkomsten zijn, al lijkt dit misschien op het eerste gezicht gek, een probleem van en voor ons allemaal. Ook voor degene die aan de bovenkant eindigen.
Zo heeft maatschappelijke ongelijkheid een negatieve invloed op de gezondheid. In ongelijkere landen zijn er meer gevallen van ernstige ziekte, is er meer obesitas, meer alcohol- en drugsproblematiek en is de levensverwachting korter. Ook lijden er meer mensen aan psychische stoornissen: in de meest ongelijke Westerse landen komt psychische problematiek vijf keer zoveel voor als in de minst ongelijke landen (Wilkinson & Pickett, 2009). Interessant is dat deze negatieve gezondheidsgevolgen de hele samenleving treffen, niet alleen de mensen die op het eerste gezicht slachtoffer van kansenongelijkheid zijn. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat ongelijkheid bij iedereen in de samenleving stress opwekt, óók bij degenen die de fictieve maatschappelijke wedstrijd wel hebben gewonnen. De verschillende groepen in de maatschappij staan verder van elkaar af en vertrouwen elkaar daardoor minder en dat geeft angstige gevoelens. De negatieve lichamelijke gevolgen van stress, zoals een het hebben van van een lagere weerstand en meer depressieve en angstige gevoelen, beïnvloeden vervolgens iedereen die in deze ongelijke maatschappij leeft (Wilkinson & Pickett, 2009).
Ook is er een sterk verband tussen ongelijkheid en criminaliteit. Hierbij spelen een gebrek aan vertrouwen en vooral je niet erkend voelen een essentiële rol. Het feit dat in ongelijke samenlevingen een grote groep mensen zich niet betrokken voelt en gevoelens van inferioriteit ervaart, vergroot de kans dat mensen sociaal onwenselijk of zelfs crimineel gedrag gaan vertonen (Elgar & Aitken, 2010). Dit zie je in Nederland ook gebeuren. Als jongeren het gevoel hebben niet vertrouwd of gewaardeerd te worden op school, zoeken ze hun heil ergens anders, bijvoorbeeld op straat. Hier worden de sociaal geaccepteerde normen en waarden ingeruild voor normen en waarden die sociaal onwenselijk of zelfs crimineel zijn (El Hadioui, 2011). Deze jongeren gaan steeds verder van school en de ideeën die daarbij horen af staan. Dit kan leiden tot criminaliteit en, in sommige gevallen, radicalisering.
En daarmee komen we bij het volgende punt. Namelijk dat kansenongelijkheid schadelijk voor de democratie. Socioloog Bowen Paulle, oorspronkelijk afkomstig uit de Verenigde Staten en nu werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, waarschuwt voor een explosie van ongelijkheid. Hij heeft de afgelopen veertig jaar de middenklasse in de Verenigde Staten zien verdwijnen en de samenleving verdeeld zien raken in twee extremen: arm en rijk, the haves en have nots. Het midden mist en dat is zorgwekkend. Volgens Paulle is onze democratische samenleving namelijk gebouwd op een zekere mate van gelijkheid. Waarom? Omdat in een democratie breed gedragen vertrouwen een vereiste is. Bij groeiende ongelijkheid neemt het vertrouwen in democratische instituten en de politiek af (Ponds et al., 2016). Een groeiende groep mensen voelt zich, met recht, niet gerepresenteerd en besluit niet meer mee te doen. Deze kloof tussen arm en rijk is op de lange termijn funest voor de sociale cohesie en de democratie. Gelijkheid moet niet gezien worden als een bijkomstigheid van een functionerende democratie, maar als de basis waarop het gebouwd is.
Buiten dat staat een ongelijke en verdeelde maatschappij haaks op het ontwikkelen van empathisch vermogen. Empatisch vermogen houdt in dat je in staat bent te begrijpen waarom een ander verdrietig, boos of blij is; dat je je kunt inleven in de situatie van een ander. Wetenschappelijk onderzoek wijst erop dat onze eigen empathie niet onbevooroordeeld is. We voelen meer empathie voor mensen uit onze eigen sociale groep. Dit leidt ertoe dat we meer geneigd zijn om mensen te helpen die we op ons vinden lijken. Ook rekenen we soortgelijke minder hard af op hun fouten en kiezen we in debatten vaker hun kant, zonder het verder inhoudelijk per se met ze eens te zijn (Bloom, 2017). Ons bevooroordeelde empatisch vermogen is een problematisch fenomeen, je benadeelt zo gemakkelijk anderen zonder geldige reden.
Het gebrek aan inlevingsvermogen in mensen die we niet op onszelf vinden lijken, wordt vergroot als we ons van jongs af aan in afzonderlijke bubbels bevinden. Minder contact en minder interactie tussen verschillende maatschappelijke bubbels is funest voor het uitbreiden van empatisch vermogen naar groepen buiten die van jezelf (Bregman, 2019). Doordat we bijna uitsluitend in contact zijn met onze eigen groep en scholen sterk gesegregeerd zijn, hebben we meer last van ons bevooroordeelde empatisch vermogen. Er is een heel duidelijk afgebakend wij en zij waarin verschillen tussen mensen de overhand hebben. Omdat we minder met elkaar in contact komen, zijn we minder geneigd mensen uit een andere groep te vertrouwen en vervallen we eerder in stereotyperingen en vooroordelen. En dit gebrek aan vertrouwen in elkaar staat weer aan de basis van grotere maatschappelijke problematiek geassocieerd met ongelijkheid, zoals gezondheidsproblemen, criminaliteit en democratisch verval.
Een gelijkere maatschappij is dus in ieders belang en het creëren daarvan begint bij gelijkere kansen voor kinderen. Iets dat, onder andere, op school gebeurt. Heel erg fijn dat je hier bent om te kijken hoe jij hieraan kunt bijdragen.